Voorbeelden van onvrede en vrede uit de dagelijkse praktijk
Enkele voorbeelden:
Voorbeeld 1 – Oordeel in de toon:
Een moeder zegt op scherpe toon tegen haar kind:
“Moet je nou echt altijd zo slordig zijn?”
Wat gebeurt hier:
De toon draagt een oordeel. Het kind voelt afkeuring en past zich misschien aan, maar uit angst of schaamte – niet uit intrinsieke motivatie.
Schijnverandering: Het kind ruimt op, maar leert vooral dat slordig zijn ‘fout’ is en dat liefde/erkenning afhangt van aangepast gedrag.
Voorbeeld 2 – Oordeel in woorden:
Een partner zegt tegen de ander:
“Je denkt ook altijd alleen maar aan jezelf, hè?”
Wat gebeurt hier:
De zin draagt een veroordeling in zich. De ander voelt zich aangevallen of veroordeeld, wat leidt tot verdediging of terugtrekking.
Schijnverandering: De partner probeert mogelijk zich ‘socialer’ te gedragen, maar doet dat uit angst voor conflict of verlies van verbinding – niet omdat hij of zij werkelijk anders wíl zijn.
Voorbeeld 3 – Dwang door dreiging:
Een leidinggevende zegt tegen een werknemer:
“Als je niet verandert, moeten we afscheid nemen.”
Wat gebeurt hier:
Er wordt druk uitgeoefend. De werknemer zal mogelijk zijn gedrag aanpassen om zijn baan te behouden, maar doet dat onder dwang.
Schijnverandering: Er lijkt gedragsverandering, maar er is geen innerlijke keuze of motivatie. Dit kan leiden tot stress, innerlijke weerstand of burn-out.
Voorbeeld 4 – Verborgen drang onder zorg:
Een vriendin zegt:
“Ik bedoel het alleen maar goed, maar je zou echt wat aan je houding moeten doen.”
Wat gebeurt hier:
De zin lijkt zorgzaam, maar bevat een oordeel over wie de ander zou moeten zijn.
Schijnverandering: De ander past zich misschien aan om de relatie goed te houden, maar voelt zich innerlijk niet gezien of geaccepteerd zoals hij of zij is.
Voorbeeld 5 – Geweld in subtiele vorm:
Een ouder negeert zijn kind als het zich ‘vervelend’ gedraagt:
Wat gebeurt hier:
Zonder woorden wordt gedrag afgewezen. De boodschap is: “Zoals jij nu bent, ben je niet oké.”
Schijnverandering: Het kind leert zichzelf te onderdrukken om liefde of aandacht te behouden, maar verliest contact met zichzelf.
Wat als er wel acceptatie is van de situatie?
Hoe het anders kan
Hier zijn de zelfde vijf situaties als hierboven, maar nu met een benadering van vrede, van acceptatie en zelfreflectie in plaats van oordeel, drang of (subtiel) geweld. In deze benadering blijft de ander vrij, en wordt de behoefte van de spreker wél serieus genomen — zonder de ander te willen veranderen.
Voorbeeld 1 – Van oordeel naar zelfexpressie (moeder en kind)
In plaats van:
“Moet je nou echt altijd zo slordig zijn?”
Zou kunnen zijn:
“Ik merk dat ik onrustig word als het zo rommelig is. Zou je samen met mij even kunnen kijken hoe we het fijner kunnen maken in huis?”
Wat gebeurt hier:
De moeder benoemt haar eigen gevoel en behoefte (rust, orde), zonder het kind te veroordelen. De relatie blijft open, en het kind leert verantwoordelijkheid zonder angst of schaamte.
De moeder zou ook kunnen reageren met: “mijn kind speelt en leert op zijn manier, de wereld is één grote speeltuin voor mijn kind”, “ik heb er vrede mee dat niet alles zo verloopt zoals ik het wens of wil”.
Voorbeeld 2 – Van beschuldiging naar kwetsbaarheid (partner)
In plaats van:
“Je denkt ook altijd alleen maar aan jezelf, hè?”
Zou kunnen zijn:
“Ik voel me soms een beetje alleen in onze relatie. Ik zou het fijn vinden als je me wat vaker vraagt hoe het met me is.”
Wat gebeurt hier:
De spreker deelt zijn behoefte aan verbinding, zonder de ander te beschuldigen. Dat creëert ruimte voor contact in plaats van strijd.
De spreker zou ook de situatie on vrede tegemoet kunne treden met de zin: ”ik accepteer dat mijn partner zo is en ik laat hem/haar zien wat voor mij belangrijk is in een relatie”. “ik ken zijn verleden, zijn familie en snap dat dit bij hem past”.
Voorbeeld 3 – Van dreiging naar duidelijkheid en keuze (leidinggevende)
In plaats van:
“Als je niet verandert, moeten we afscheid nemen.”
Zou kunnen zijn:
“Ik zie dat bepaalde afspraken niet nagekomen worden, en dat brengt spanningen met zich mee in het team. Ik wil graag met je onderzoeken wat jij nodig hebt om je rol goed te kunnen blijven doen.”
Wat gebeurt hier:
De leidinggevende spreekt grenzen en behoeften uit, maar laat ruimte voor dialoog en keuze, in plaats van te sturen met angst.
De leidinggevende kan ook vanuit vrede reageren: ”Hoe goed ken ik mijn mensen eigenlijk? En wat dit personeelslid laat zien zorgt ervoor dat ik misschien duidelijker mag uitleggen wat er moet gebeuren”.
Voorbeeld 4 – Van verborgen oordeel naar eerlijke feedback (vriendin)
In plaats van:
“Ik bedoel het alleen maar goed, maar je zou echt wat aan je houding moeten doen.”
Zou kunnen zijn:
“Mag ik iets met je delen? Soms merk ik dat ik spanning voel als je je terugtrekt. Dat maakt me onzeker over hoe het tussen ons is.”
Wat gebeurt hier:
De spreker erkent de eigen spanning die het terugtrekken van de ander geeft. De oorzaak hiervan ligt bij de spreker en kan de ander zien zoals hij/zij is. De ander is de aanleiding voor het gevoel van angst en een moment voor e spreker om het thema bij zichzelf te gaan onderzoeken. De ander kan in vrede gelaten worden. Misschien zelfs op termijn gewaardeerd worden, omdat hierdoor zelfkennis is ontstaan bij de spreker.
Voorbeeld 5 – Van subtiel geweld naar erkenning van het kind
In plaats van:
Negeren van lastig gedrag
Zou kunnen zijn:
“Ik zie dat je heel druk bent. Heb je misschien iets nodig of voel je je onrustig? Zullen we even samen zitten?”
Wat gebeurt hier:
In plaats van afwijzing is er erkenning van de innerlijke staat van het kind. Het gedrag wordt niet als ‘lastig’ bestempeld, maar als signaal van een behoefte.
Schema: Oordeel en drang tegenover acceptatie en zelfreflectie
| Situatie | Zonder acceptatie (oordeel, drang, dwang) | Met acceptatie (zelfreflectie, openheid, keuzevrijheid) |
| 1. Moeder en kind – rommel | “Moet je nou echt altijd zo slordig zijn?” | “Ik merk dat ik onrustig word als het zo rommelig is. Zou je samen met mij kunnen kijken hoe we het fijner kunnen maken in huis?” |
| 2. Partners – gebrek aan aandacht | “Je denkt ook altijd alleen maar aan jezelf, hè?” | “Ik voel me soms een beetje alleen in onze relatie. Ik zou het fijn vinden als je me wat vaker vraagt hoe het met me is.” |
| 3. Leidinggevende – dreigende toon | “Als je niet verandert, moeten we afscheid nemen.” | “Ik zie dat bepaalde afspraken niet nagekomen worden. Ik wil graag met je onderzoeken wat jij nodig hebt om je rol goed te kunnen blijven doen.” |
| 4. Vriend(in) – verborgen oordeel | “Je zou echt wat aan je houding moeten doen.” | “Soms merk ik dat ik spanning voel als je je terugtrekt. Dat maakt me onzeker over hoe het tussen ons is.” |
| 5. Ouder – kind negeren bij ‘lastig’ gedrag | (Zwijgen of afstand nemen) | “Ik zie dat je heel druk bent. Heb je misschien iets nodig of voel je je onrustig? Zullen we even samen zitten?” |
Toelichting:
- In de linkerkolom wordt de ander verantwoordelijk gemaakt voor het ongemak van de spreker. Dit leidt tot aanpassing uit angst, niet uit vrije wil.
In de rechterkolom spreekt de spreker vanuit zelfkennis en behoefte en laat gedrag zien wat vredig is en nodigt uit tot contact zonder druk of oordeel.
